11 oktober 2024

Rechtspraak – Jachtwerf is commissie verschuldigd voor de verkoop van een jacht

Op 24 juni 2024 is een vonnis van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant gepubliceerd in een geschil over de verschuldigdheid van commissie in verband met de verkoop van een jacht (ECLI:NL:RBZWB:2024:4180).

Gepresenteerde feiten

Een jachtmakelaar en een jachtwerf hebben in september 2020 twee overeenkomsten ondertekend. Deze betreffen een door de werf aan de makelaar te betalen commissie voor het aanbrengen en begeleiden van een koper van een jacht voor een bedrag van respectievelijk € 10.000,- en € 30.000,-. De commissie moet uiterlijk 15 november 2019 worden voldaan. De werf heeft totaal slechts € 15.000,- voldaan. De makelaar heeft zijn rechten onder de commissieovereenkomsten in maart 2021 gecedeerd aan de eiser. De akte van cessie is in april 2021 per deurwaardersexploot aan de werf betekend.

De eiser vordert betaling van het restant van de overeengekomen commissie. De werf meent dat eiser in zijn vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, althans dat de vordering moet worden afgewezen.

Overwegingen rechtbank

De rechtbank overweegt dat de twee overeenkomsten kwalificeren als onderhandse aktes. Een onderhandse akte levert ten aanzien van de verklaring van een partij ten behoeve van de wederpartij dwingend bewijs op over de waarheid van die verklaring. Tegen dit dwingende bewijst mag tegenbewijs worden geleverd. In dit geval staat de verschuldigdheid van commissie dus vast tenzij de werf daar voldoende tegenin brengt om de dwingende bewijskracht te ontzenuwen, aldus de rechtbank.

De rechtbank verwerpt de stelling van de werf dat de tweede commissieovereenkomst slechts is opgesteld om de huisbaas van de makelaar te kunnen overtuigen van zijn goede financiële situatie. De werf heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd in het licht van de betwisting van de eiser, en kan daarmee niet afdoen aan de dwingende bewijskracht van dat wat in de commissieovereenkomsten door de werf is verklaard. De stelling is ook tegenstrijdig met het feit dat de werf onder de tweede commissieovereenkomst in ieder geval € 5.000,- heeft betaald. Ook de stelling van de werf dat de makelaar de betreffende koper van het jacht helemaal niet heeft aangedragen en begeleid wordt als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Een beroep van de werf op verrekening van de overeengekomen commissie met eerdere betalingen aan de makelaar wordt eveneens als onvoldoende onderbouwd afgewezen.

De rechtbank overweegt daarnaast dat de cessie van de vordering van de makelaar aan de eiser geldig heeft plaatsgevonden. Een vordering op naam zoals hier aan de orde kan onder meer worden overgedragen door een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de schuldenaar. De betekening door de deurwaarder van de akte van cessie kwalificeert als een dergelijke mededeling. De rechtbank veroordeelt de werf dan ook tot betaling aan de eiser van het restant van de overeengekomen commissie plus rente vanaf 15 november 2019.

Lessons learned

Deze zaak toont het belang van een ondertekend geschrift – een akte – aan. Aan de dwingende bewijskracht van een akte wordt niet snel afbreuk gedaan, met name niet als partijen verdeeld zijn over de feiten. Het is dan ook van belang dat de bewoordingen van een overeenkomst aansluiten bij de situatie op dat moment.

Wij hebben veel ervaring met het opstellen van commissieovereenkomsten en het procederen over de verschuldigdheid van commissies namens werven en makelaars. Heeft u vragen over de inhoud van dergelijke contracten of heeft u behoefte aan een analyse van uw geschil, neem dan gerust contact met ons op.

Geschreven door Glenn Hoek

Recente artikelen

Meer artikelen