Op 2 juli 2024 is een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gepubliceerd in een geschil over een kort na de tewaterlating gezonken jacht (ECLI:NL:GHARL:2024:4331). In diezelfde zaak is eerder een tussenarrest gewezen (ECLI:NL:GHARL:2023:1190).
Gepresenteerde feiten
Een koper heeft in september 2015 een jacht gekocht van de directeur van een jachtwerf. In oktober 2015 heeft de koper op aanraden van de directeur de werf opdracht gegeven het jacht uit het water te halen en in de winteropslag te plaatsen. Tijdens die opslag is de koper meerdere keren aan boord van het jacht geweest en heeft hij derden opdracht gegeven tot werkzaamheden aan onder meer de sanitaire voorzieningen. Eind mei 2016 is het jacht weer te water gelaten in de haven van de werf. Daarbij heeft de werf de koper geïnformeerd over het te betalen liggeld per dag. Op 1 juni 2016 heeft de werf de koper bericht dat het jacht gedeeltelijk was gezonken. De koper heeft de werf opdracht gegeven het jacht te lichten en de vereiste herstelwerkzaamheden uit te voeren. Het jacht is toen op de kade van de werf geplaatst.
De werf vordert een vergoeding voor de liggelden en de herstelwerkzaamheden. De koper vordert dat hij door de directeur wordt gevrijwaard van alle door hem aan de werf te vergoeden kosten, stellende dat het jacht non-conform was omdat deze was gezonken en de koper daardoor het jacht niet van de werf kon afvoeren.
De rechtbank wijst de vordering van de werf op de koper toe, en wijst de vordering van de koper op de verkoper af.
Overwegingen gerechtshof
Het gerechtshof overweegt dat het jacht voorafgaand aan de verkoop in het water heeft gelegen en de koper het jacht meerdere keren heeft geïnspecteerd en ook heeft proefgevaren. Ook na de koop heeft het jacht in het water gelegen zonder dat melding is gemaakt van enige lekkage. Ook toen het jacht in de winteropslag lag is geen melding gemaakt van beschadigingen die de lekkage zouden kunnen verklaren. Op geen van die momenten heeft de werf werkzaamheden aan het jacht verricht of het jacht beschadigd, aldus het gerechtshof.
Daarentegen is de koper op 1 juni 2016 wel enige tijd aan boord geweest. De koper heeft echter niet toegelicht wat er voorafgaand aan het zinken is gebeurd. Bovendien heeft de werf gesteld dat toen het jacht uit het water was getakeld, de kranen van een onder de waterlijn geplaatst toilet openstonden. Het gerechtshof overweegt dan ook dat de koper onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de oorzaak van het zinken van het jacht aan een ander dan de koper zelf kan worden toegerekend.
Het gerechtshof wijst de vordering van de werf tot vergoeding van de liggelden en herstelwerkzaamheden toe.
Lessons learned
Deze zaak toont aan dat het enkele zinken ervan nog niet maakt dat een jacht een non-conform product was. De koper zal moeten stellen en bij betwisting moeten bewijzen dat de oorzaak van het zinken in de risicosfeer van de verkoper ligt. Dat is de koper in dit geval niet gelukt, mede omdat hij heeft nagelaten door het gerechtshof verzochte nadere informatie te verstrekken.
Als sprake was van een consumentenkoop onder Nederlands recht, dan had de koper een beroep toegekomen op het wettelijk vermoeden dat een gebrek bij levering aanwezig is als het binnen één jaar erna wordt ontdekt. Het is dan aan de verkoper om het tegendeel te bewijzen. De arresten lijken er niet vanuit te gaan dat sprake was van een consumentenkoop. Dat kan te maken hebben met de hoedanigheid van de koper. Echter ook het gegeven dat het jacht niet door de werf werd verkocht maar door de directeur kan ertoe leiden dat geen sprake is van een consumentenkoop. Het is voor kopers aan te bevelen in een dergelijk geval te bedingen dat de verkoop door de rechtspersoon geschiedt, namelijk de werf.
Wij hebben veel ervaring met het opstellen van contracten voor de verkoop van jachten en het procederen over dergelijke contracten namens werven en kopers. Heeft u vragen over de inhoud van dergelijke contracten of heeft u behoefte aan een analyse van uw geschil, neem dan gerust contact met ons op.
