16 mei 2023

Rechtspraak – Makelaar niet gerechtigd tot inzage commissiedocumenten jachtwerf

Op 22 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gewezen in een geschil over het bestaan van een commissieovereenkomst tussen een werf en een jachtmakelaar (ECLI:NL:RBROT:2023:2495).

Gepresenteerde feiten

Makelaar Merle Wood heeft bemiddeld bij een door jachtwerf Oceanco met een klant getekend jachtbouwcontract en heeft daarvoor van de werf een commissie ontvangen. In 2015 vernam de makelaar dat de werf met diezelfde klant onderhandelde over de aankoop van een nieuw superjacht. De makelaar en de werf hebben op een jachtshow in datzelfde jaar gesproken over een mogelijke commissie. De werf heeft naderhand met de klant een contract voor de bouw van een nieuw jacht gesloten.
Nadat de makelaar hiervan vernam, heeft zij conservatoir bewijsbeslag laten leggen op data. Vooruitlopend op een bodemprocedure waarin de makelaar betaling van commissie zal vorderen, verzoekt zij in deze procedure eerst inzage in interne correspondentie en bescheiden, door de bewaarder uit de beslagen data te selecteren aan de hand van trefwoorden en door de werf te gedogen op straffe van een dwangsom. De makelaar meent dat uit die stukken zal volgen dat binnen de werf is gecorrespondeerd over aan de makelaar te betalen commissie. De werf verzoekt de rechtbank onder meer tot opheffing van het bewijsbeslag.

Overwegingen rechtbank

De rechtbank overweegt dat een verzoek tot inzage aan een viertal cumulatieve vereisten moet voldoen: (i) een rechtmatig belang bij inzage, (ii) bepaalde bescheiden, (iii) de bescheiden betreffen een rechtsbetrekking waarbij de verzoeker partij is, en (iv) de bescheiden moeten ter beschikking van de verweerder staan.
De rechtbank meent dat reeds aan het derde vereiste niet is voldaan. Zij overweegt daartoe dat volgens vaste rechtspraak het bestaan van de rechtsbetrekking waarop het verzoek ziet, voldoende aannemelijk moet zijn, en dat een verzoeker gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden moeten stellen en met reeds voorhanden bewijsmateriaal moet onderbouwen, dat voldoende aannemelijk is dat een tekortkoming zich heeft voorgedaan of dreigt voor te doen. Wat in een concreet geval voldoende is, komt aan op een waardering van de stellingen van partijen en de overtuigingskracht van het reeds overgelegde bewijsmateriaal. Daarbij is enerzijds uitgangspunt dat niet behoeft te zijn voldaan aan de mate van aannemelijkheid die is vereist voor toewijzing in kort geding van een op (dreigend) tekortschieten gebaseerde vordering; anderzijds dienen hogere eisen te worden gesteld dan bij de beoordeling van een verzoek tot inbeslagname van bewijsmateriaal.
De rechtbank verwijst naar e-mails waarin de makelaar refereert aan een commissieovereenkomst en naar een voor een notaris afgelegde verklaring waarin namens de makelaar wordt verklaard wat er is besproken tijdens de jachtshow. De rechtbank overweegt echter dat uit het uitblijven van een reactie van de werf op de e-mails niet kan worden geconcludeerd dat een commissieovereenkomst tot stand is gekomen, en dat de verklaring een partijverklaring betreft die in beginsel geen bewijs in het voordeel van die partij kan opleveren. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de werf ten tijde van de jachtshow met de klant al een intentieverklaring had getekend voor een opvolgend jacht en dat zij hoogstens met de makelaar heeft gesproken over een ander jacht dat zij aanprees. De rechtbank concludeert dan ook dat de makelaar onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat tijdens de jachtshow een commissieovereenkomst is overeengekomen.

De rechtbank komt niet meer toe aan toetsing van de overige vereisten voor een inzageverzoek. Zij houdt het bewijsbeslag evenwel in stand omdat een belangenafweging op dit moment aan opheffing in de weg staat, mede omdat de werf geen kenbaar nadeel ondervindt bij handhaving van het beslag.
Diezelfde dag wees de Rechtbank Rotterdam nog een beschikking, waarin zij een verzoek van de makelaar tot een voorlopig getuigenverhoor wel deels toewees (zie ECLI:NL:RBROT:2023:2494).

Lessons learned

Deze beschikking is niet de eerste gerechtelijke uitspraak waarin een Nederlandse werf wordt geconfronteerd met een jachtmakelaar die commissie vordert en in dat kader een verzoek indient tot inzage in bescheiden. Dat gebeurde eerder al bij jachtwerf Heesen, in welk geval de rechtbank overigens wel meende dat het bestaan van een rechtsbetrekking voldoende aannemelijk was gemaakt en de inzagevordering van makelaar Edmiston toewees (zie ECLI:NL:RBOBR:2020:3808). In een andere vergelijkbare zaak werd een verzoek van makelaar B.Y. Monaco tot inzage in een Feadship bouwcontract als prematuur afgewezen (zie ECLI:NL:RBAMS:2014:3592).

Bent u makelaar en vraagt u zich af of u gerechtigd bent tot commissie, of bent u jachtwerf en heeft u vragen over hoe u de risico’s op commissieclaims kan beperken? Neem dan gerust contact met ons op.

Geschreven door Glenn Hoek

Recente artikelen

Meer artikelen