Op 24 juli 2025 is een vonnis van de Rechtbank Noord-Holland gepubliceerd in een geschil over schade aan een na een refit gedeeltelijk gezonken jacht (ECLI:NL:RBNHO:2025:7994).
Gepresenteerde feiten
De eigenaar van motorjacht Sea Falcon II heeft in 2014 een contract gesloten met de Spaanse werf Varadero voor de refit van het jacht. De Nederlandse aannemer Spaarnestad was betrokken bij de revisie van de motoren tijdens de refit. De werf en de aannemer hebben tussen 2012 en 2014 bij meerdere projecten samengewerkt.
In 2015 is het jacht in Spanje gedeeltelijk gezonken. De verzekeraars van de eigenaar hebben de werf aansprakelijk gesteld. De werf is in 2024 door een Spaanse rechter in hoger beroep veroordeeld tot betaling aan de verzekeraars van de door het zinken van het jacht veroorzaakte schade. De werf heeft vervolgens de aannemer aansprakelijk gesteld voor deze schade.
De aannemer vordert bij de Nederlandse rechter een verklaring voor recht dat zij niet aansprakelijk is voor het gedeeltelijk zinken van het jacht. De werf vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de zaak kennis te nemen. De werf meent dat de aannemer uitsluitend een overeenkomst had met de eigenaar van het jacht. Maar ook als wel sprake is van een contractuele relatie tussen de werf en de aannemer dan is geen forumkeuzebeding overeengekomen ten faveure van de Nederlandse rechter omdat de aannemer haar algemene voorwaarden nooit ter hand heeft gesteld, aldus de werf. De onderaannemer betoogt dat de rechtbank wel bevoegd is omdat het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van de Vereniging Importeurs Verbrandingsmotoren op de relatie tussen partijen van toepassing is.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank overweegt dat conform de hoofdregel van de Brussel I-bis Verordening, de rechter van de woonplaats van gedaagde, in dit geval Spanje, bevoegd is om van het geschil tegen deze gedaagde kennis te nemen. De rechtbank gaat evenwel na of zij bevoegdheid kan ontlenen aan het forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van de aannemer. De rechtbank overweegt daarbij dat, omdat de aannemer in Nederland is gevestigd en de gestelde overeenkomst met de werf als een overeenkomst van dienstverlening in de zin van de Rome I Verordening kwalificeert, het bestaan en de geldigheid van die overeenkomst naar Nederlands recht moet worden beoordeeld.
De rechtbank meent dat tussen partijen naar Nederlands recht geen overeenkomst is gesloten. Zij overweegt dat de aannemer rechtstreeks heeft gecontracteerd met de eigenaar van het jacht, met name omdat de aannemer en de vertegenwoordigingsbevoegde kapitein van het jacht rechtstreeks hebben gecorrespondeerd over het te verrichten werk, waarbij werd afgesproken dat de betalingen via de werf moesten gaan vanwege fiscale redenen. Daarbij hebben de werf en de eigenaar specifiek afgesproken dat de werf een opslag van 5% in rekening mocht brengen voor de aanwezigheid van door de eigenaar ingeschakelde partijen op de werf. Ook de uitspraak van de Spaanse rechter in hoger beroep vormt geen aanwijzing voor het bestaan van een overeenkomst tussen de aannemer en de werf. Datzelfde geldt voor de verklaring van de kapitein van het jacht dat de eigenaar van het jacht de werf voor het gehele project heeft gecontracteerd, omdat deze verklaring niet ingaat op voornoemde rechtstreekse correspondentie of overeengekomen opslag.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat geen sprake is van een geldige forumkeuze tussen de aannemer en de werf in de zin van artikel 25 van de Brussel I-bis Verordening. Omdat ook niet is gebleken dat enige andere alternatieve bevoegdheidsgrond van toepassing is, verklaart de rechtbank zich dan ook onbevoegd om kennis te nemen van de vordering van de aannemer op de werf.
Lessons learned
Deze zaak toont aan dat buitenlandse partijen niet zonder meer voor een Nederlandse rechter kunnen worden gesleept. Zij kunnen slechts voor een andere rechter dan die van hun woonplaats worden gedaagd indien de Brussel I-bis Verordening daarin voorziet. De aannemer zal, indien zij tegen de werf wil doorprocederen, waarschijnlijk een procedure voor de Spaanse rechter moeten entameren, zelfs als Nederlands recht van toepassing is op de gestelde overeenkomst tussen partijen. In een vergelijkbare situatie verklaarde de Nederlandse rechter zich onbevoegd over vorderingen tegen een Italiaanse jachtbouwer (ECLI:NL:RBAMS:2024:2492). Die uitspraak hebben wij eerder behandeld (zie hier).
Wij hebben veel ervaring met het opstellen en adviseren over contracten voor de bouw en verkoop van jachten en met bevoegdheidsgeschillen met betrekking tot dergelijke contracten. Heeft u vragen over de inhoud van dergelijke contracten of heeft u behoefte aan een analyse van uw geschil, neem dan gerust contact met ons op.