13 oktober 2023

Rechtspraak – Opdrachtgever moet annuleringsvergoeding aan jachtwerf betalen

Op 12 september 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen in een geschil over een door de opdrachtgever aan een jachtwerf te betalen vergoeding voor de annulering van de koop van een nog te bouwen jacht (ECLI:NL:GHARL:2023:7675).

Gepresenteerde feiten

De opdrachtgever heeft in 2017 bij jachtwerf Wajer Yachts een jacht besteld voor € 1.800.000. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst moest het jacht nog worden gebouwd. Partijen hebben in de overeenkomst opgenomen dat de opdrachtgever tijdelijk een ander jacht zou huren, op basis waarvan partijen naderhand de bovendekse indeling van het te bouwen jacht verder zouden afstemmen. Omdat de opdrachtgever ontevreden was over het ontwerp van het jacht en de door de werf voorgestelde aanpassingen, heeft de opdrachtgever in 2018 de koop geannuleerd.

De werf kwalificeert de annulering als een opzegging van een overeenkomst van aanneming van werk op grond van artikel 7:764 van het Burgerlijk Wetboek, waardoor de opdrachtgever op grond van lid 2 ervan een opzegvergoeding verschuldigd is die het reeds door de opdrachtgever aanbetaalde bedrag van € 100.000,- overstijgt . De opdrachtgever meent dat hij de overeenkomst terecht heeft ontbonden of vernietigd en dat hij recht heeft op volledige terugbetaling van de aanbetaling.

De rechtbank wijst de vordering van de werf tot betaling van ongeveer € 179.000 voor de tijdelijke huur van een ander jacht toe, maar wijst de vordering tot betaling van een opzegvergoeding als onvoldoende onderbouwd af. In hoger beroep zijn partijen het erover eens dat voornoemde huursom door de opdrachtgever verschuldigd is.

Overwegingen gerechtshof

Het gerechtshof overweegt dat de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een gemengde overeenkomst, waardoor de bepalingen over aanneming van werk en over consumentenkoop naast elkaar van toepassing, zij het dat in geval van strijdigheid de bepalingen over consumentenkoop voorgaan. De in artikel 7:764 van het Burgerlijke Wetboek opgenomen bevoegdheid van een opdrachtgever om een aannemingsovereenkomst zonder reden op te zeggen heeft in de regeling over consumentenknoop geen evenknie. Het gerechtshof meent echter dat van strijdigheid geen sprake is omdat deze opzegbevoegdheid een aanvullend consumentenrecht creëert.

Het gerechtshof overweegt dat de annulering door de opdrachtgever kwalificeert als een opzegging. Het wijst het beroep van de opdrachtgever op ontbinding en vernietiging af omdat de werf niet in haar verplichtingen is tekortgeschoten en omdat een eventuele onjuiste voorstelling van zaken niet aan de werf te wijten is. In beide gevallen hecht het gerechtshof er belang aan dat de verwijten van de opdrachtgever de contractueel beperkte mogelijkheid voor hem om aanpassingen aan het jacht te verzoeken, te buiten gingen.

Op grond van artikel 7:764 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt de opzegvergoeding berekend aan de hand van de prijs voor het gehele werk verminderd met besparingen die voor de werf uit de opzegging voortvloeien, tegen aflevering door de werf van het reeds voltooide werk. Wat betreft de besparingen volgt het gerechtshof de berekening van de door de werf aangestelde deskundige die is gebaseerd op gemiddelde kostprijsspecificaties van drie in 2019 opgeleverde soortgelijke jachten. Het gerechtshof honoreert wel het verzoek van de opdrachtgever dat een aanvullende besparing op aftersales gelijk aan 5% van de koopsom moet worden meegenomen. Daarmee komt het gerechtshof tot een door de opdrachtgever nog te betalen opzegvergoeding van ruim € 360.000, plus voornoemde huursom en rente.

Lessons learned

Wellicht had de opdrachtgever zich niet gerealiseerd dat zijn mogelijkheden om het ontwerp van het jacht tijdens de contractfase te wijzigen alsmede op teruggaaf van de aanbetaling beperkt waren. Dat had anders kunnen zijn als partijen, bijvoorbeeld, eerst een intentieverklaring hadden getekend waarna het ontwerp nader af kon worden gestemd. In een dergelijke verklaring worden doorgaans afspraken opgenomen over door een partij te verrichten (terug)betalingen indien uiteindelijk geen overeenkomst voor de bouw van een jacht tot stand komt. Overigens is artikel 7:764 van het Burgerlijk Wetboek van regelend recht. Partijen hadden dus ook in de aannemingsovereenkomst een afwijkende vergoedingsregeling kunnen opnemen.

Een vergelijkbare situatie doet zich voor in een geschil tussen een opdrachtgever en Contest Yachts (Conyplex), waarin de Rechtbank Noord-Holland onlangs bevoegdheid aannam (zie ECLI:NL:RBNHO:2023:6013) en zich nu zal buigen over de vraag of de opdrachtgever aanspraak maakt op terugbetaling van de aanbetaling.

Wij hebben veel ervaring met het opstellen en beoordelen van intentieverklaringen en contracten voor de bouw van jachten, en het procederen over dergelijke contracten namens werven en opdrachtgevers. Heeft u vragen over de inhoud van dergelijke contracten of mogelijkheden om deze te beëindigen, neem dan gerust contact met ons op.

Geschreven door Glenn Hoek

Recente artikelen

Meer artikelen